Met Jazz heeft hij niks. Jazz-Funk en Jazz-Rock zijn veel interessanter dan al dat gefreak op de vierkante millimeter met vaak ellenlange solo’s. Tot aan dat moment zijn definitie van Jazz. Miles Davis kent hij van Doo-Bop. Aangezien dit album niet echt indruk maakt, is dat voor hem geen trigger om zich verder te verdiepen in de muziek van de trompettist. In al die jaren vangt hij wel eens wat op, maar het leidt niet tot de aanschaf van zijn platen. Als er een verzamelaar wordt uitgebracht onder de naam Sunday Morning Classics, besluit hij om poolshoogte te gaan nemen. Het blijkt een prachtige plaat te zijn, waardoor hij zijn omschrijving van Jazz definitief bij moet stellen. Helemaal geen nerveus gepiel, maar zacht vegende brushes die het ritme aangeven. Een pulserende contrabas maakt de ritmesectie compleet. Voorzichtig brengt een subtiele piano accenten aan, waarna Miles Davis de opgebouwde spanning invult met zijn trompet. Pas dan hoor je zijn virtuositeit. Op Doo-Bop is hij slechts een opvulling in een brei van elektrisch versterkte achtergrondmuziek. Hier is hij bepalend. Vooral So What, afkomstig van het album Kind of Blue, maakt indruk. Is dat niet het album dat door veel artiesten genoemd wordt als hun grootste inspiratiebron? Hij besluit de plaat te kopen, waardoor hij erachter komt dat Kind Of Blue nog veel meer pareltjes bevat. En zo zit hij op een druilerige zondagochtend te genieten van een klassiek album uit 1959 waarop Miles Davis een nieuwe stijl in de Jazz introduceert. Het sextet improviseert op korte modale thema’s die vooraf niet zijn geoefend. Terwijl op de achtergrond de eerste wagens van de carnavalsoptocht het moment dreigen te verstoren, zet hij zijn koptelefoon op. Even lijkt het alsof Miles in zijn huiskamer zit.