Het is een tijd stil geweest rondom het IJslandse Sigur Rós. Na jarenlang onafgebroken touren vinden de heren het tijd voor een verdiende adempauze. Door zanger Jónsi wordt die periode gebruikt om Go uit te brengen. Als de eerste berichten over het nieuwe album Valtari naar buiten komen, blijkt het opnameproces bij aanvang lastig te zijn geweest. Welke koers dient gevaren te worden na het behoorlijk uitbundige Með Suð Í Eyrum Við Spilum Endalaust. Dat het minimaal gaat worden, is al gauw duidelijk. De erupties zijn minder doordringend. Drums en gitaar zijn niet langer prominent aanwezig. Daarvoor in de plaats zijn de vocalen van een koor gekomen, die daardoor op een andere manier de muren van geluid inkleuren. Sacraal en ijl. Met nog steeds de kenmerkende stem van Jonsí. De negatieveling zal zeggen dat ze de stekker uit het stopcontact hebben getrokken. Sigur Rós laat echter horen dat ze uniek zijn in het muzikale universum. Het verrassende effect is grotendeels verdwenen. Waar ze zich op voorgaande platen steeds opnieuw uit weten te vinden, lijken ze nu te berusten in het herinterpreteren van hun eigen en typerende stijl. Toch weten ze er een nieuwe dimensie aan toe te voegen. Het maakt Valtari tot een wonderschoon album. De laatste composities ontberen de vocalen van Jonsí en komen daardoor wat meer in de buurt van Riceboy Sleeps. Het project van Jonsí samen met zijn vriend Alex Sommers. Qua opbouw werkt dit perfect. Alsof ze je geleidelijk laten wennen aan het naderende afscheid van de wonderschone wereld van Sigur Rós. Alhoewel er in sommige recensies gesproken wordt over dodelijk saai, word ik alleen maar blij van deze release. Ook al is het voor het eerst een geringere stap voorwaarts dan voorheen.