Na van 1971 tot 1977 lid te zijn geweest van Tangerine Dream, stort Peter Baumann zich in eerste instantie op het releasen van solomateriaal om zich vervolgens te focussen op het produceren van platen. Uiteindelijk leidt dit tot de oprichting van Private Records. Een label waar Tangerine Dream later Melrose uitbrengt. Groot is de verrassing als hij drie jaar geleden aankondigt dat hij bezig is met het opnemen van een nieuwe plaat. Blijkbaar is het toch weer bij hem gaan kriebelen sinds zijn laatste wapenfeit in 1983. Dit leidt uiteindelijk eind vorig jaar tot de release van Machines Of Desire. Wat deze plaat vooral bevestigt, is dat Peter Baumann een flinke stempel heeft gedrukt op het geluid van Tangerine Dream in de beginjaren. De onderhuidse spanning en broeierigheid die we bij Tangerine Dream tegenkomen in tracks als Desert Dream en 3am At The Border Of The Marsh From Okefenokee, ontwaren we al op zijn eerste soloplaat Romance 76. Veertig jaar na dato bewijst hij op Machines Of Desire, dat diezelfde subtiliteit hem nog steeds drijft als het gaat om het musiceren. De techniek is uiteraard de laatste decennia voortgeschreden, waardoor de mogelijkheden voor het maken van elektronische muziek enorm zijn toegenomen. Toch klinkt Machines of Desire heerlijk ouderwets. In de goede betekenis van het woord. Nostalgie en actualiteit omarmen elkaar. Door met moderne apparatuur de sfeer van het verleden te grijpen, klinkt de plaat nergens gedateerd. Ook omdat hij op sommige momenten invloeden uit de afgelopen decennia toevoegt aan zijn eigen, unieke stijl. Synthesizermuziek met sporadisch een vleugje elektronische Post-Punk. Het resultaat is een plaat die onmiskenbaar als Baumann klinkt, zonder in herhaling te vervallen.