Eindelijk. Low is weer terug op het juiste muzikale pad door die klanken te creëren waar ze het beste in zijn. Trage voortslepende muziek, soms aanzwellend tot bombastische gitaarmuren, maar altijd opgevrolijkt met de wonderschone samenzang tussen Alan Sparhawk en Mimi Parker. Op hun laatste album experimenteerden ze met Elektro en waren er zelfs invloeden uit de Rock en de Reggae te ontwaren, maar met C’mon leveren ze de enige echte opvolger van The Great Destroyer op. Het aloude recept is helemaal terug, zonder in herhaling te vallen. De vernieuwing zit hem in het feit dat invloeden uit de Post-Rock iets nadrukkelijker naar de voorgrond zijn gebracht. Luister maar eens naar Majesty, waarin er langzaam maar zeker wordt toegewerkt naar een aanzwellende muur van gitaren. Ook in Nothing But Heart zorgt het repetitieve karakter van het refrein in combinatie met het toenemende volume voor een hoogtepunt dat zijn weerga niet kent. Het nummer lijkt stevig te beginnen, met een enkele overstuurde gitaar, maar als de zang invalt zijn daar slechts die verstilde momenten waar we Low van kennen. Alsof je bij ze in de studio aanwezig bent. Je hoort de zich verplaatsende vingers over de stalen snaren. Try To Sleep is bijna lieflijk, maar blijft onmiskenbaar Low. $20 zou zo van een van hun oudere albums afkomstig kunnen zijn, maar er is een typische warmte aan toegevoegd die wellicht het beste de progressie van deze plaat kenmerkt. En zo staan er louter juweeltjes op C’mon. Dit keer geen experimenten zoals op Drums And Guns, maar wel een verdere uitdieping van de Slowcore die hen in het verleden zo kenmerkte. Het beste van Trust en The Great Destroyer komt samen op een weergaloze plaat, die iedere liefhebber van het genre kippenvel zal bezorgen.